Kennis

Gevolgen afbouw saldering voor EPV beperkt

Watch-E onderzocht de gevolgen van de afbouw van de saldering voor bestaande nul-op-de-meterwoningen waarvoor een energieprestatievergoeding (EPV) wordt gevraagd.

Met de huidige salderingsregeling ontvangen bewoners met zonnepanelen hetzelfde tarief voor de teruggeleverde elektriciteit als voor de stroom die ze van het net gebruiken. Vanaf 2023 wordt de hoeveelheid stroom waarvoor deze regeling geldt, afgebouwd met 9% per jaar. Vanaf 2031 ontvangen bewoners voor het terugleveren van zonne-energie nog een vergoeding van naar verwachting € 0,07 per kWh.

Gevolgen afbouw saldering voor de NOM-EPV bewoner 

Voor woningen die vallen onder de EPV en waarbij woonlastenneutraliteit het uitgangspunt is voor de tariefbepaling, kan door de afbouw van de saldering de woonlastenneutraliteit in gevaar komen. Uit het Watch-E onderzoek blijkt dat dit nu al het geval is voor circa 11% van de NOM-woningen in het Watch-E portfolio. Deze bewoners halen de NOM-grens niet en hebben een significant hoger verbruik dan opwek. Daarentegen is 80% van de bewoners wel in staat om (ruim) binnen de NOM-energiebundels te blijven. Voor hen kan de woonlastenneutraliteit geheel of grotendeels behouden blijven. Daarbij gaan we ervan uit dat de heffingskorting minimaal hetzelfde blijft. Ook gaan we ervan uit dat de gemiddelde NOM-woning meer teruglevert aan het net dan van het net wordt gebruikt. Dus dat de energievraag in de woning lager is dan de opwek. 

Verlaging gebruik effectiever dan maximalisatie zelfconsumptie 

Binnen de Stroomversnelling is maximalisatie van zelfconsumptie als mogelijke oplossing besproken voor het in gevaar komen van de woonlastenneutraliteit. Het is altijd raadzaam om eventuele door de zon opgewekte energie direct te gebruiken in de woning. Er zijn echter fysieke grenzen aan zelfconsumptie, die door kleine verbruikers eerder worden bereikt dan door grote verbruikers. Watch-E heeft dit over een heel jaar per dag onderzocht. Daarbij is ook de invloed van slimme sturing en de inzet van een batterij meegenomen. 

Uit het onderzoek komt naar voren dat de productie op een NOM-woning op een zomerdag wel 30-40 kWh kan bedragen. Deze productie kan in de praktijk niet omgezet worden in nuttig verbruik in een woning waarin de totale energievraag over een hele dag gemiddeld 8-13kWh bedraagt. Voor een dergelijke NOM-woning die op of rond de NOM-grens zit (evenveel of meer teruglevering dan gebruik) kan bij ander gedrag en inzet van slimme sturing een theoretisch zelfconsumptiepercentage van 42% – 50% bereikt worden. Kortom, zelfconsumptie kan in de zomer met een aantal procent verhoogd worden. Met name door te schuiven met gepland energieverbruik (afwassen, wasmachine, stofzuigen) en door warmte te bufferen in het buffervat. 

Op een winterdag zijn er door een hogere energievraag meer mogelijkheden voor verhoging van zelfconsumptie, dan is echter de hoeveelheid zonopwek de beperkende factor. De in de winter beschikbare zonopwek kan benut worden door warmte op te slaan in het buffervat of in de woning zelf. 

Hieronder volgen drie grafieken met dag-data van woningen gedurende een periode van een heel jaar. Hierin is de opgewekte energie, teruglevering en netgebruik getoond van drie woningen.

  • De eerste woning heeft veel meer teruglevering dan netgebruik en daarmee een lagere potentie voor zelfconsumptie dan woning drie.
  • Woning twee heeft ongeveer evenveel teruglevering als netgebruik.
  • De derde woning heeft veel meer netgebruik dan teruglevering en daarmee het hoogste zelfconsumptiepotentieel (65%) van de drie profielen. Dat profiel is echter in de door Watch-E gemeten woningen niet de norm en komt slechts voor bij circa 11% van de NOM-woningen. 

Woning 1: zelfconsumptie bij hogere teruglevering (5560 kWh) dan netgebruik (3232 kWh) 

Grafiek zelfconsumptie bij hogere teruglevering

 

Woning 2: zelfconsumptie bij ongeveer gelijke teruglevering (5456 kWh) als netgebruik (5383 kWh) 

Grafiek zelfconsumptie bij ongeveer gelijke teruglevering

 

Woning 3: zelfconsumptie bij ruim meer netgebruik (6016 kWh) dan teruglevering (3580 kWh) 

Grafiek zelfconsumptie bij ruim meer netgebruik

Conclusies en aanbevelingen 

Om NOM-EPV bewoners bij een afbouwende saldering zacht te laten landen doen we de volgende aanbevelingen: 

  • Stimuleer in de eerste plaats lager energieverbruik, ook in de NOM-EPV woning. Overeenkomstig de Trias Energetica (een strategie om zo schoon en zuinig mogelijk om te gaan met de energiebronnen die beschikbaar zijn) is en blijft níet verbruikte energie de beste maatregel. 
  • Verhoog voor het restant van de energievraag de zelfconsumptie (eigen gebruik zonopwek). Stimuleer planbare activiteiten zoals afwassen, wasmachine en stofzuigen als de zon schijnt. Er is daarnaast ruimte voor verhoging van de zelfconsumptie door slimme sturing op de warmtepomp. De bewoner moet altijd de mogelijkheid houden om zelf de comfortinstellingen aan te passen. Het zou bovendien geen doel op zich moeten zijn om de zelfconsumptie te maximaliseren. 

Tot slot 

Gedragsbeïnvloeding kan zorgen voor lager verbruik, gedragsbeïnvloeding in combinatie met slimme sturing kan zorgen voor hogere zelfconsumptie. Behoud van de heffingskorting leidt ertoe dat NOM-bewoners die (ruim) binnen de bundels blijven in de loop der tijd minder geld terugkrijgen, echter netto nog steeds geen of lage energielasten hebben. Woonlastenneutraliteit en de EPV komt derhalve niet in gevaar, mits de bewoner verstandig, lees zuinig met energie blijft omgaan en daarna zoveel mogelijk planbare energiegebruikende activiteiten uitvoert als de zon schijnt. 

 


 

Over het Watch-E onderzoek 

Watch-E heeft onderzocht wat de (financiële) effecten van de salderingsafbouw zijn vanaf 2023 voor nul-op-de-meterwoningen gelet op verschillende gebruikspatronen. Voor het onderzoek zijn 365 dag-data van 25 NOM-woningen uit verschillende projecten onderzocht. 

Daarnaast is onderzocht wat het effect zou zijn als een groter deel van de dagelijkse energiebehoefte wordt afgedekt door de beschikbare zonopwek (zelfconsumptie). Daarbij is bepaald wat de huidige zelfconsumptie is ten opzichte van de theoretische zelfconsumptie. Het rekenmodel m.b.t. het bepalen van de theoretische zelfconsumptie gaat ervan uit dat er geen energie wordt teruggeleverd als deze dezelfde dag nog ‘gebruikt’ kan worden. Alleen de overtollige opgewekte energie wordt teruggeleverd (vooral zomerscenario). Is de dagelijkse door de zonopgewekte energie minder dan de dagelijkse energiebehoefte, dan zal er energie door het net geleverd worden (vooral winterscenario). 

Bij de berekening van de theoretische zelfconsumptie is geen belemmering opgelegd aan de capaciteit van een accu. Op het moment dat hier wel een limiet aan wordt gegeven (bv: 5kWh), zal de zelfconsumptie lager worden. Het is daarentegen een gegeven dat bepaald soort gebruik (koelkast, vriezer, sluipverbruik/ WTW) niet gestuurd kan worden. Hiervoor zal dus voornamelijk de accu worden ingezet, om het verbruik buiten zonuren tot 5 kWh te kunnen compenseren.